;

Personeel

Deel deze pagina

Social media

We willen leerlingen het beste onderwijs bieden. Een tekort aan goede leraren en schoolleiders is funest voor de kwaliteit van het onderwijs. Daarom moeten we in leraren en schoolleiders investeren: in hun opleiding en begeleiding gedurende de eerste jaren van hun loopbaan én in hun professionele ontwikkeling daarna.

Wie is de leraar?

De 76.511 leraren in het voortgezet onderwijs vervullen samen 60.920 fte's. Bijna driekwart van de fte's (73%) wordt vervuld door leraren met een aanstelling van meer dan 0,8 fte. Drie procent heeft een baan van 0,5 fte of minder. Bijna een kwart van de leraren is 55 jaar of ouder (24%, naar aantal fte's).

Wie werken er in de school?

In het voortgezet onderwijs werken 108.731 mensen (85.923 fte’s). Bijna driekwart van het personeel in de school is leraar. Ook een deel van het ondersteunend personeel is direct met leerlingen aan het werk, zoals onderwijsassistenten en intern begeleiders.

Het percentage ondersteuning in het voortgezet onderwijs is 13,3%

Meer primair proces, minder ondersteuning

Het aandeel van het personeel dat zich met ondersteunende taken bezighoudt, is in het voortgezet onderwijs tussen 2017 en 2021 licht gedaald, van 13,6% naar 13,3%. Daarbij gaat het om functies als schoolleider, conciërge, schoolbestuurder, administratieve functies en ICT'ers. Een laag ondersteuningspercentage is niet per se beter. Het is belangrijk dat leraren goed worden ondersteund zodat zij zich kunnen concentreren op lesgeven in plaats van op zaken als administratie, schoonmaak en ICT.

Wanneer we nader inzoomen, zien we dat tussen 2017 en 2021 het aandeel ‘directie, bestuur en management' licht daalde, net als het aandeel ‘overige ondersteunende functies' (schoolleider, conciërge, administratie en ICT).

Ondersteuning vooral op scholen zelf

De ondersteunende functies in het voortgezet onderwijs zijn vooral op de scholen zelf. Meer dan 12,6% van het totaal aantal fte's ondersteuning (13,3%) is werkzaam op de scholen. Dit is bijna 95%. Voorbeelden van deze functies op de scholen zelf zijn de conciërge, administratieve ondersteuning en de schoolleider. Van het totaal aantal fte's binnen schoolorganisaties in het voortgezet onderwijs kan 0,7% worden aangemerkt als bovenschoolse ondersteuning. Dit zijn vaak functies op het bestuurskantoor.

Beter inzicht in de overhead

De bovenstaande cijfers over ondersteunende functies zijn gebaseerd op de personeelsgegevens die schoolbesturen aan DUO leveren. De kwaliteit van deze gegevenslevering is voor verbetering vatbaar, bijvoorbeeld omdat het voor schoolorganisaties niet altijd helder is in welke functiecategorie een medewerker valt en hoe zij moeten omgaan met medewerkers die meerdere functies vervullen (zoals een schoolleider die twee dagen per week voor de klas staat).

De VO-raad en de PO-Raad onderzoeken samen met het ministerie van OCW en DUO hoe de kwaliteit van de data kan worden verhoogd. Dat kan de basis zijn voor een benchmark van overhead op bestuursniveau. Het doel is om uiteindelijk een goed beeld van de overhead te kunnen publiceren. Uitbesteding en inhuur zouden daar ook onderdeel van moeten uitmaken om de overhead juist te kunnen interpreteren.

Schoolorganisaties kunnen deze benchmark vervolgens gebruiken bij het evalueren en bespreken van de omvang van de ondersteuning, bijvoorbeeld met het intern toezicht en de (G)MR. Het is hiervoor wel noodzakelijk dat de gegevens op het niveau van de schoolbesturen kunnen worden gebruikt. Het ministerie werkt aan het structureel regelen van een wettelijke basis hiervoor.

Aantal uren dat leraren voor de klas staan

Leraren hebben lesgebonden activiteiten (zoals het lesgeven zelf, lesvoorbereiding en nakijken) en niet-lesgebonden activiteiten (zoals bijscholing en administratieve taken). De verhouding tussen die twee ligt in Nederland ongeveer op het Europees gemiddelde, maar het aantal uur boven het gemiddelde.

Het tekort aan leraren is groot

Het aantal leraren dat de komende jaren met pensioen gaat, is hoger dan de instroom van nieuwe leraren. Dit is een van de redenen van het oplopende lerarentekort. De meest recente schattingen (december 2021) gaan uit van een tekort van 2.557 fte’s in 2026. In 2031 is het tekort bij ongewijzigd beleid 2.423 fte’s.

Deze cijfers zijn gebaseerd op de verwachte uitstroom en mogelijke instroom van leraren en gelijkblijvende omstandigheden. Het huidige tekort is niet exact vast te stellen. Het tekort is in deze schatting benaderd door onbevoegd gegeven lessen te tellen als tekort. De schatting is daarmee mogelijk aan de lage kant, doordat bijvoorbeeld lesuitval of grotere klassen als gevolg van het lerarentekort hierin niet zijn meegenomen.

Tekorten zijn ongelijk verdeeld

Het lerarentekort is ongelijk verdeeld over de vakken. Bovendien neemt het tekort extra toe bij vakken waarvoor al te weinig leraren zijn. Het tekort is het grootst bij de vakken wiskunde, Nederlands, natuurkunde, Duits, Frans, scheikunde, informatica en klassieke talen. De absolute aantallen laten zien dat er veel extra leraren nodig zijn. In de tweede afbeelding wordt duidelijk dat procentueel het tekort bij het vak informatica het grootst is.

Op dit moment wordt 3,7% van de lessen onbevoegd gegeven

Minder onbevoegd gegeven lessen

Het percentage onbevoegd gegeven lessen neemt af en is nu 3,7%. Voor een aantal vakken is dit echter een stuk hoger. Dit zijn bijvoorbeeld gezondheidszorg en welzijn, techniek, informatica, maatschappijleer, economie, natuurkunde, scheikunde en wiskunde. Ook Engels en Nederlands, qua aantal uren grote vakken, hebben een hoger percentage onbevoegd gegeven lesuren dan gemiddeld. 

Voor de nieuwe beroepsgerichte vakken in het vmbo, met name in de categorieën zorg & welzijn en techniek, geven deze cijfers een enigszins vertekend beeld. Er bestaan niet altijd opleidingen voor deze nieuwe vakken en daarnaast vindt de omscholing van leraren in het kader van de nieuwe beroepsgerichte vakken nog plaats. Een aanzienlijk deel van de beroepsgerichte docenten techniek zal deze omscholing niet meer volgen omdat zij bijna pensioengerechtigd zijn.

Onderstaande grafiek toont de vijf meest voorkomende onbevoegd gegeven lesuren voor vakken in het algemeen vormend onderwijs (avo). Dit zijn vakken die zijn gericht op een brede algemene ontwikkeling. 

Het takenpakket van de schoolleider is breed

Wie is de schoolleider?

Een schoolleider geeft sturing aan het onderwijs en de organisatie van de school. Hij of zij ontwikkelt beleid en zorgt voor begeleiding en aansturing van leraren en lerarenteams. Er zijn verschillende functiebenamingen voor schoolleiders, zoals teamleider, afdelingsleider, (con)rector en (adjunct-)directeur. Het takenpakket van een schoolleider is breed, zoals blijkt uit onderstaande figuur.

 

Het aandeel vrouwelijke schoolleiders groeit en nam de afgelopen vijf jaar toe tot 42%. Het aandeel schoolleiders ouder dan 50 jaar daalt.

Schoolleider was vaak leraar

Zeven van de tien schoolleiders zijn afkomstig van binnen het voortgezet onderwijs. Zij stromen door vanuit andere functies en waren vaak leraar. Ongeveer drie op de tien nieuwe schoolleiders stromen in van buiten. De uitstroom van schoolleiders is stabiel: rond 12% per jaar. Omdat de werkgelegenheid voor schoolleiders iets is gedaald de afgelopen jaren, is het logisch dat de totale instroom (instroom en doorstroom) elk jaar lager is dan de uitstroom.

Schoolleider worden

Wat zou geïnteresseerden kunnen overhalen om schoolleider te worden in het voortgezet onderwijs? 31% van de leraren is eerder geneigd schoolleider te worden wanneer er tijd en ruimte is om een opleiding te volgen. Bijna 28% van de leraren zou de functie samen met een collega willen vervullen. Een kwart van de leraren kan worden overgehaald als zij de functie van schoolleider kunnen combineren met een andere functie (een deel van de leraren wil blijven lesgeven).

31% van potentieel geïnteresseerden in een schoolleidersfunctie die nu werken buiten het onderwijs, met leidinggevende ervaring/functie, zou eerder geneigd zijn om schoolleider te worden als ze het werk zouden kunnen uitproberen. 20% zou een overstap overwegen wanneer ze meer begeleiding zouden krijgen als startende schoolleider.

Schoolleiders en professionalisering

Steeds meer schoolleiders nemen deel aan professionaliseringsactiviteiten. 96,9% van de schoolleiders volgde in 2020 een of meerdere activiteiten. Veel schoolleiders ervaren wel belemmeringen om dit te doen. De meest genoemde zijn tijdgebrek en werkdruk (66,8%) en de coronacrisis (47,8%).

 

Het effect van de professionaliseringsactiviteiten is merkbaar: schoolleiders vinden dat ze door deze activiteiten hun functie beter kunnen uitoefenen. Ook zien zij effect op de ontwikkelingen binnen hun organisatie. 

De professionalisering van schoolleiders past steeds vaker binnen een Strategisch HRM-beleid op de school: 83% van de schoolleiders heeft minstens een keer per jaar een formeel gesprek over professionele ontwikkeling. 50% maakt afspraken over loopbaanontwikkeling.

Drie oplossingen

De VO-raad ziet drie oplossingen voor het terugdringen van het lerarentekort en het versterken van het schoolleiderschap:
1.

Goed werkgeverschap

Een goede werkgever zijn voor leraren en schoolleiders betekent dat het werk aantrekkelijk is, dat de werkdruk niet te hoog is, dat er goede arbeidsvoorwaarden zijn, dat het (strategisch) personeelsbeleid op orde is en dat starters goed worden begeleid. Ook een aantrekkelijk carrièreperspectief is van belang.

 

Op dit moment werkt 80% van de startende leraren in het vo een jaar later nog in het onderwijs. 20% van de startende leraren gaat weg. Leraren verlaten het onderwijs minder snel als zij een vaste aanstelling hebben, een fulltime baan of een grote deeltijdbaan.  

De begeleiding van startende schoolleiders vraagt de komende jaren speciale aandacht. Op dat punt is nog winst te behalen: 45% van de schoolleiders kreeg bij de start van de functie geen inwerkprogramma. Startende schoolleiders hebben wel behoefte aan opleiding, bijvoorbeeld op het gebied van beleidsontwikkeling en leiderschap.

2.

Meer mensen opleiden en aantrekken

De laatste jaren daalt het aantal afgestudeerden van de lerarenopleidingen. Om meer scholieren naar de lerarenopleiding te trekken, is een aantrekkelijk imago van het beroep van belang. Daarnaast moet de opleiding toegankelijk en flexibel zijn en goed aansluiten op de praktijk. 

De reguliere instroom in het lerarenberoep is niet voldoende om tegemoet te komen aan de uitstroom van leraren. Zijinstroom kan helpen om de instroom te vergroten. Aankomende leraren met ervaring buiten het onderwijs in andere sectoren brengen bovendien praktijkervaring de school in en dragen bij aan divers samengestelde lerarenteams.

 

Om voldoende nieuwe schoolleiders te kunnen vinden, moet eveneens talent van binnen en buiten de sector worden aangetrokken. Dit kan bijvoorbeeld met opleidingen binnen huisacademies en oriëntatietrajecten op leiderschap. Daarnaast verdient de professionele ontwikkeling van schoolleiders structurele aandacht. Besturen kunnen hier meer tijd en ruimte voor vrijmaken, en schoolleiders kunnen tevens zelf meer regie nemen.

3.

Regionale samenwerking

Samenwerking in de regio tussen besturen onderling, maar ook met lerarenopleidingen en andere partners is van groot belang om het leraren- en schoolleiderstekort te kunnen aanpakken en de aantrekkelijkheid van werken in het onderwijs te vergroten. 

Er zijn 26 vo-regio’s die deelnemen aan de Regionale Aanpak Personeelstekorten. In deze RAP-regio's werken schoolbesturen, lerarenopleidingen en andere partners samen aan de aanpak van tekorten in het onderwijs, door projecten op het gebied van bijvoorbeeld zijinstroom, anders organiseren en behoud van leraren.

 

Op regionaal niveau samenwerken betekent ook samen opleiden. Binnen het programma Samen Opleiden & Professionaliseren werken scholen en lerarenopleidingen met elkaar aan het opleiden van leraren in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Samen zorgen zij voor een nauwe aansluiting tussen opleiding en praktijk. Hierdoor wordt de opleiding aantrekkelijker en verbetert de kwaliteit. Bovendien ontstaat er een doorlopende leerlijn voor leraren in de eerste jaren van hun loopbaan. 

In juni 2021 waren er 43 partnerschappen in het voortgezet onderwijs. De ambitie is om in 2030 100% van studenten aan de lerarenopleiding tijdens hun opleiding te laten werken in een school.