;

Leerlingendaling

Deel deze pagina

Social media

In het voortgezet onderwijs daalt het aantal leerlingen al geruime tijd. Ook de komende jaren zet de daling door. De grootste effecten zullen binnen enkele jaren duidelijk worden. Per regio zijn er grote verschillen: in Drenthe zien we de grootste daling (-14,7%), terwijl in Zuid-Holland zelfs een lichte stijging plaats vindt (0,8%) in de komende tien jaar.  Op veel plaatsen is samenwerking tussen schoolbesturen urgent en noodzakelijk om een regionaal dekkend, kwalitatief hoogstaand en zo divers mogelijk onderwijsaanbod in stand te houden.

Vrijwel alle middelbare scholen hebben of krijgen te maken met dalende leerlingenaantallen. Hoewel de daling iets lager is dan een aantal jaren geleden werd verwacht, loopt het aantal vo-leerlingen nog steeds in vijftien jaar terug van bijna 1 miljoen in 2016 naar 891.229 in 2031, geschat op basis van geboorteaantallen en immigratiecijfers. Dit is een daling van 9%.

Oorzaak van leerlingendaling

Het aantal leerlingen daalt omdat er minder kinderen worden geboren. Sinds 1975 is het gemiddelde kindertal per vrouw niet hoger dan 1,7, terwijl bij 2,1 de bevolking precies op peil zou blijven. De verwachting is dat het gemiddelde aantal kinderen per vrouw op dit lage niveau blijft (in 2021 was het bijvoorbeeld 1,62). Dit betekent een aanhoudende daling van het aantal leerlingen op de lange termijn.

Regionale verschillen

De leerlingendaling geldt niet alleen voor scholen in regio’s als Oost-Groningen, de Achterhoek, Zeeland en Zuid-Limburg, maar voor het hele land. Ruim een kwart van de scholen (28%) krijgt tussen 2021 en 2031 te maken met een leerlingendaling van 10% of meer, voor bijna een op de twintig scholen (4%) is dat zelfs meer dan 20%.

Het verschil tussen de vier grote gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht en de rest van Nederland is groot. Buiten deze zogenoemde G4 daalt het leerlingenaantal tussen 2021 en 2031 met ruim 5% (5,3%). Dat zijn ruim 44.000 leerlingen. Binnen de G4 is er in diezelfde periode sprake van een groei van bijna anderhalf procent (1,4%; ruim 1.300 leerlingen). 

De daling van het aantal leerlingen verschilt sterk per provincie: in Friesland, Drenthe, Overijssel en Groningen is in de periode van 2021 tot 2031 sprake van een daling van ruim 10%. Per regio kunnen de verschillen nog groter zijn.
 

Krimp verschilt per onderwijssoort

Niet elke onderwijssoort krijgt te maken met een even sterke leerlingendaling. Er is sprake van selectieve krimp: steeds minder leerlingen gaan naar het vmbo. Landelijk daalt het aantal leerlingen op het vmbo van 2021 tot 2031 met 6%. De deelname aan het praktijkonderwijs (pro) daalt niet, maar neemt volgens de voorspellingen iets toe.

Leerlingendaling heeft grote gevolgen

Leerlingendaling kan grote gevolgen hebben voor scholen en leerlingen:

Minder bekostiging
Scholen worden bekostigd per leerling. Minder leerlingen betekent dus minder budget.

Verschraling van het onderwijsaanbod
Met minder leerlingen (en dus ook minder geld) is het lastiger om alle onderwijssoorten (praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo), profielen (in vmbo en havo/vwo) en leerwegen (vmbo-basis/kader/gemengd/theoretisch) te blijven aanbieden. Als gevolg van een verschraald onderwijsaanbod kunnen scholen of schoolsoorten verdwijnen uit een regio. Ook kunnen er (te) grote reisafstanden ontstaan voor leerlingen.

Minder geld voor personeel
Minder bekostiging betekent dat er minder geld beschikbaar is voor personeel. Door de verwachting dat er minder leerlingen zullen zijn, kan het bovendien moeilijker zijn voor scholen om personeel vast in dienst te nemen. Overigens is het niet zo dat er per definitie minder docenten nodig zijn als het aantal leerlingen daalt. Voor verschillende vakken zijn namelijk vaak verschillende docenten nodig (zie ook Personeel) en ook in krimpregio's kan het lastig zijn om docenten te vinden voor bepaalde vakken.

Duurdere huisvesting
Leerlingendaling kan zorgen voor leegstand van (delen van) schoolgebouwen. En dat is duur. Het aanpassen van de huisvesting van scholen is dan noodzakelijk (zie ook Huisvesting). Ook zijn praktijklokalen soms te duur als maar weinig leerlingen een bepaalde richting volgen. Daardoor kan de leerlingendaling in het vmbo nog meer impact hebben.

Drie oplossingen

De VO-raad ziet drie oplossingen voor het omgaan met de gevolgen van leerlingendaling:
1.

Vroegtijdig anticiperen

Schoolbesturen dienen vroegtijdig op leerlingendaling te anticiperen. Dit begint met goede prognoses, zowel voor de eigen school als voor de regio, en in ieder geval voor de komende tien jaar. Van schoolbesturen wordt verwacht dat zij op de prognoses anticiperen en krachtige impulsen geven aan het behoud van een divers onderwijsaanbod in de regio.

 

Verschillende instrumenten op de website van de VO-raad tonen de voorspelde ontwikkeling van het aantal leerlingen voor specifieke regio’s en vo-instellingen. 

 vo-raad.nl

2.

Regionale samenwerking

Regionale samenwerking is noodzakelijk om verschraling van het onderwijsaanbod en in het uiterste geval sluiting van scholen te voorkomen. Hiervoor is het belangrijk dat schoolbesturen niet alleen denken aan hun eigen belang, maar ook aan het maatschappelijke belang van goed onderwijs voor alle leerlingen in de regio. Schoolbesturen zijn hier samen verantwoordelijk voor, zo is vastgelegd in de Code Goed Onderwijsbestuur VO. Het is van belang dat in een regio alle partijen met elkaar het gesprek voeren over het onderwijsaanbod, ook met nieuwe initiatieven in het kader van de wet Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen.

Samenwerken kan op verschillende terreinen. Het varieert van het delen van ondersteunende diensten, huisvesting of personeel tot het uitbesteden van leerlingen, het uitruilen van onderwijsaanbod of het aangaan van een fusie (bestuurlijk of institutioneel).
 

3.

Sectorontwikkeling

Het is belangrijk dat schoolbesturen met elkaar in gesprek gaan en afspraken maken over het onderwijsaanbod in de regio. De VO-raad kan regio's hierbij ondersteunen met objectieve data en informatie (met het instrument 'Onderwijsaanbod in regionaal perspectief') en het gesprek faciliteren. Ook in een Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen kunnen scholen en besturen met elkaar afspraken maken over het onderwijsaanbod in de regio.  

vo-raad.nl