;

Onderwijs

Deel deze pagina

Social media

Iedere leerling heeft recht op het onderwijs dat het best bij hem of haar past, op een school waar hij of zij zich optimaal kan ontwikkelen. Scholen hebben de maatschappelijke opdracht om goed onderwijs te verzorgen. Zij moeten daarbij voldoen aan de eisen die de overheid stelt en die de inspectie toetst.

 

Elke school heeft ook eigen ambities. In Nederland is de diversiteit onder scholen groot. Dat is een kracht van ons stelsel. Schoolbesturen, schoolleiders en docenten vertalen hun maatschappelijke opdracht op basis van een eigen visie naar wat er nodig is in hun specifieke context.

 

Scholen bereiden jongeren voor op het vervolgonderwijs, de arbeidsmarkt en op participatie in de samenleving. Zij dragen ook bij aan de persoonlijke ontwikkeling en vorming van jongeren. De resultaten hiervan zijn niet altijd te vangen in cijfers. De sector spant zich daarom in om ook de merkbare resultaten te laten zien, om zich beter te kunnen verantwoorden over de kwaliteit van het onderwijs.

 

Hoeveel leerlingen zijn er en welk onderwijs volgen zij?

Het voortgezet onderwijs in Nederland telt 929.678 leerlingen. Van de leerlingen in het derde tot en met het zesde leerjaar is de groep leerlingen op het vmbo het grootst.

Een klein deel van de leerlingen volgt praktijkonderwijs. Dat onderwijs is bedoeld voor leerlingen die baat hebben bij praktijkgericht onderwijs en voor wie het volgen van een vmbo-opleiding lastig is. Meestal duurt praktijkonderwijs vijf jaar. Sinds schooljaar 2021-2022 krijgen ook leerlingen in het praktijkonderwijs een landelijk erkend diploma.

Doorstroom en examens

In de onderstaande figuur zijn de slagingspercentages in het voortgezet onderwijs per onderwijssoort weergegeven. De opvallende piek in schooljaar 2019-2020 komt door de coronacrisis: vanwege aangepaste regelingen lag het slagingspercentage bijna 7% hoger dan in eerdere jaren. 

De effecten van de coronacrisis zijn ook te zien in het percentage leerlingen dat blijft zitten (zie de tweede figuur). Na een sterke daling in 2019-2020 is er nu weer sprake van een forse stijging van dat percentage. In de tweede figuur maken we voor de leerjaren 1 en 2 geen onderscheid naar onderwijssoort omdat veel brugklassen meerdere onderwijssoorten hebben (zoals havo en vwo).

Verder naar het vervolgonderwijs

In de onderstaande vijf figuren zijn per leerweg en schoolsoort aangegeven naar welk vervolgonderwijs leerlingen doorstromen. Een aantal dingen valt op:

  • Er stromen veel leerlingen door naar vervolgonderwijs passend bij hun diploma, dus van vmbo naar mbo, van havo naar hbo en van vwo naar wo.
  • Veel vmbo(g)t-leerlingen stapelen en kiezen voor de havo.
  • Er is een duidelijk corona-effect zichtbaar: minder leerlingen van met name havo en vwo hebben een tussenjaar genomen.

NB: In de jaren volgend op de uitstroom wordt pas duidelijk hoeveel uitgestroomde leerlingen toch nog instromen in het vervolgonderwijs. Voor 2019-2020 en 2021-2022 is het aannemelijk dat de uitstroom nog daalt.

 

Ook in het praktijkonderwijs zien we verschillen in de uitstroom van leerlingen. Deze verschillen dragen bij aan de kansen die iedere leerling krijgt om zich optimaal te ontwikkelen in het voortgezet onderwijs.

Stapelen na vmbo en havo

Na het behalen van een diploma kunnen vmbo- en havoleerlingen doorstromen naar een volgende schoolsoort binnen het voortgezet onderwijs. In de onderstaande figuren is aangegeven hoeveel leerlingen hiervoor kiezen. Doorstroom naar voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) is hierbij meegeteld.

Meer maatwerk voor leerlingen

Met meer maatwerk in het onderwijs en flexibilisering bij het afsluiten van het onderwijsprogramma komt er meer ruimte voor talentontwikkeling en persoonlijke kwaliteiten van leerlingen. Idealiter ontwikkelen alle leerlingen, van praktijkonderwijs tot vwo, zich in hun eigen tempo en naar hun eigen kunnen.

Voorbeelden van meer maatwerk zijn: vakken volgen op een volgend (hoger) niveau, gespreid en vervroegd centraal examen doen, in meer vakken examen doen, versneld het vwo doorlopen, stapelen of tweetalig onderwijs volgen. Ook het International Baccalaureate (IB) kan worden gezien als een vorm van maatwerk.

Voorbeeld van meer maatwerk: vakken op een volgend niveau

In de periode 2014-2021 groeide het aantal leerlingen dat vakken afrondt in een volgende onderwijssoort. De laatste jaren nam dit aantal licht af. Het gaat bijvoorbeeld om een vmbo-(g)t-leerling die één of meerdere vakken op havo-niveau afrondt.

Voorbeeld van meer maatwerk: gespreide examens

Gespreid examen doen is mogelijk voor leerlingen in een bijzondere situatie. Het gaat om het spreiden van de centrale examens over meerdere jaren. Op dit moment is dit aan strakke regels gebonden en maakt maar een kleine groep leerlingen hiervan gebruik. Vaak gaat het om (ernstig) zieke kandidaten, maar het kan ook gaan om LOOT-leerlingen die een topsportcarrière combineren met school.

Voorbeeld van meer maatwerk: examens in een tweede tijdvak

Wanneer leerlingen hun examens kunnen spreiden over twee tijdvakken hebben zij meer tijd en rust om alle vakken goed af te sluiten. Dit gebeurde door corona in 2021 en 2022.

 

Aantal leerlingen dat gebruik maakt van het tweede tijdvak

Voorbeeld van meer maatwerk: tweetalig onderwijs

Op meerdere onderwijssoorten kunnen leerlingen tweetalig onderwijs volgen. Onderstaande figuur laat zien dat dit het meest gebeurt op het vwo.

Vergroten van een kansrijke overgang

Scholen werken op verschillende manieren aan het vergroten van kansrijke overgangen voor leerlingen, bijvoorbeeld door het instellen van brede brugklassen. Ook meervoudige adviezen en latere selectie geven leerlingen de kans om gedurende hun schoolloopbaan de onderwijssoort te vinden die bij hen past. Daarnaast werken scholen toe naar inclusiever onderwijs, omdat het belangrijk is dat het onderwijs voor zoveel mogelijk leerlingen goed toegankelijk is.

Meervoudige adviezen

Leerlingen kunnen van de basisschool een enkelvoudig of meervoudig advies krijgen voor het voortgezet onderwijs. Een meervoudig advies is bijvoorbeeld vmbo-tl/havo of havo/vwo. Leerlingen kunnen daarmee ook worden geplaatst in een heterogene brugklas en krijgen zo de kans om later in te stromen bij een passende onderwijssoort.

Meer leerlingen krijgen een meervoudig advies

De laatste jaren stijgt het percentage meervoudige adviezen van leerlingen die instromen in het voortgezet onderwijs.

De positie van leerlingen in het derde leerjaar

Ruim driekwart van de leerlingen zit in de derde klas van het voortgezet onderwijs op een niveau dat gelijk is aan het advies.

Brede brugklassen

In de figuur hiernaast is het aantal vestigingen te zien van scholen die heterogene en/of homogene brugklassen aanbieden, of beide. In een homogene brugklas wordt een leerling op één onderwijssoort ingedeeld, bijvoorbeeld vmbo-t of havo. In een heterogene brugklas worden twee of meer onderwijssoorten gecombineerd. In 2022-2023 kunnen scholen opnieuw subsidie aanvragen voor meer breder samengestelde of langere heterogene of brede brugklassen (subsidie Heterogene brugklassen). Deze regeling is onderdeel van het Nationaal Programma Onderwijs (NPO).

Lichte toename brede scholengemeenschappen

In de figuur is het aantal scholen te zien met een breed aanbod (vmbo, havo en vwo), een gecombineerd aanbod (havo/vwo) en een los vmbo-aanbod. De categorie ‘breed’ is ten opzichte van vorig jaar gegroeid van 331 naar 337.

Eerste selectiemoment is in Nederland vroeg

Nederlandse leerlingen worden relatief vroeg ingedeeld bij een onderwijssoort. Er zijn slechts vijf Europese landen waar dit eerder gebeurt; in 23 landen gebeurt dit later. Latere selectie heeft als voordeel dat leerlingen meer tijd en mogelijkheden hebben om hun talenten verder te ontwikkelen.

Het welbevinden van leerlingen

De afgelopen twintig jaar is het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs met emotionele problemen en psychosomatische klachten gestegen. De toename is sterker onder meisjes dan onder jongens.

Stress door schoolwerk

Jongeren in Nederland ervaren een toenemende druk door schoolwerk. In 2001 hadden zij nog relatief weinig last van stress: destijds gaf 16% van de jongeren in het voortgezet onderwijs aan dat zij (nogal) veel druk door hun schoolwerk ervaarden. In 2021 was dit percentage bijna drie keer zo hoog: 45%.

Deze uitkomsten sluiten aan bij onderzoek dat het CBS heeft uitgevoerd (zie figuur). Hieruit blijkt dat havisten de grootste schoolstress ervaren (50%).

Gebeurtenissen tijdens de coronacrisis kunnen grote impact hebben op het welzijn van jongeren

Scholieren minder gelukkig dan voor de coronacrisis

De coronacrisis heeft de mentale problemen van jongeren verergerd. HBSC-cijfers van 2021 vergeleken met die van 2017 zijn zorgwekkend.

Hetzelfde beeld schetst de Corona Gezondheidsmonitor Jeugd 2021. Uit dit onderzoek blijkt dat een vijfde van de tweede- en vierdeklassers in het voortgezet onderwijs aangeeft in het jaar voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst suïcidegedachten te hebben gehad: 17% ‘een enkele keer’ of ‘af en toe’, en bijna 5% ‘(heel) vaak’.

Gebeurtenissen tijdens de coronacrisis, zoals quarantaine, coronabesmetting en ziekte of overlijden van een naaste, kunnen grote impact hebben op het welzijn van jongeren. Driekwart van de leerlingen maakte tijdens de coronacrisis minstens één van deze gebeurtenissen mee en 20% van de leerlingen gaf aan hier nog last van te hebben.

Problemen met concentratie

Uit onderzoek van het CBS in opdracht van het ministerie van OCW en uit gesprekken met schoolleiders en docenten blijkt dat de coronacrisis de executieve functies van leerlingen nadelig heeft beïnvloed. Schoolleiders en docenten zien bijvoorbeeld dat het concentratievermogen en de planningsvaardigheden van leerlingen achteruit zijn gegaan. Leerlingen zijn sneller afgeleid, druk en in de les vaker afwachtend. Voor de praktijkgerichte stromingen was ook het wegvallen van stages nadelig, omdat leerlingen vaak veel profijt hebben van een stage.

 

Extra aandacht voor mentale gezondheid

De Corona Gezondheidsmonitor Jeugd 2021 toont ook de veerkracht van veel leerlingen. Ruim de helft van de ondervraagde scholieren gaf aan snel te herstellen na een crisissituatie en vertrouwen te hebben in de toekomst.

Toch zien veel scholen nog steeds de impact van de coronacrisis terug in de klas, bijvoorbeeld als het gaat om somberheid en gebrek aan motivatie. Het gaat met name om de groep kwetsbare leerlingen die tijdens de coronacrisis ook meer psychische klachten ervaarden. Relatief vaak betreft het meisjes en leerlingen met ouders uit een lagere sociaaleconomische klasse of uit een eenoudergezin.

Scholen besteden als reactie hierop extra aandacht aan het thema mentale gezondheid, onder meer via het Nationaal Programma Onderwijs (NPO). Uit de tweede voortgangsrapportage van het NPO blijkt dat met name bestaande interventies op het gebied van welbevinden geïntensiveerd worden.

Tevredenheid en sociale veiligheid staan per school op Scholenopdekaart.nl

Een veilige omgeving om te leren

Scholen moeten ervoor zorgen dat leerlingen in een sociaal veilige omgeving kunnen leren. Een veilige omgeving is een randvoorwaarde voor kinderen om tot leren te komen. Tijdens de coronacrisis hebben we (weer) gezien hoe belangrijk dit is. Veel scholen besteden nu dan ook meer tijd en aandacht dan voorheen aan het welbevinden van leerlingen en leraren.

Het algehele gevoel van veiligheid op school is hoog. Veruit de meeste leerlingen (90%) voelt zich veilig op school; slechts 2% voelt zich (heel) onveilig. Voor een veilig schoolklimaat is het belangrijk dat leerlingen en docenten zichzelf kunnen zijn, ongeacht hun achtergrond, seksuele geaardheid of geloofsovertuiging. 
 

Schoolbesturen en onderwijskwaliteit

Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit op de scholen binnen hun bestuur. Zij moeten zorgen voor goed onderwijs voor alle kinderen. De inspectie houdt daar toezicht op. In haar meest recente cijfers beoordeelde de Inspectie van het Onderwijs de kwaliteitszorg bij 13% van de besturen in het voortgezet onderwijs als onvoldoende (De Staat van het Onderwijs 2022).

Besturen werken vanuit hun eigen visie op onderwijs en aansluitend op hun eigen (regionale) opgave. Deze visie weerspiegelt de brede maatschappelijke opgaven voor het onderwijs en geeft aan hoe het onderwijs bijdraagt aan de kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming van leerlingen. Elke school beschrijft in het schoolplan hoe aan de kwaliteit van het onderwijs wordt gewerkt.

De position paper ‘De maatschappelijke waarde van goed onderwijs’ beschrijft hoe de leden van de VO-raad het gesprek over onderwijskwaliteit voeren en wat zij verstaan onder goed onderwijs.

De maatschappelijke waarde van goed onderwijs

Code Goed Onderwijsbestuur VO

In de Code Goed Onderwijsbestuur VO, die door de sector zelf is vastgesteld, hebben schoolbesturen met elkaar afgesproken wat zij verstaan onder goed bestuur en hoe zij zich hierover verantwoorden, ten dienste van hun maatschappelijke opdracht. Daarnaast is het vanzelfsprekend dat schoolorganisaties actief en transparant communiceren met hun omgeving over hoe ze werken aan onderwijskwaliteit. Dit doen zij bijvoorbeeld met de (G)MR, ouders en de lokale overheid.

Bekijk de Code Goed Onderwijsbestuur VO en lees hoe de naleving ervan wordt gestimuleerd.

vo-raad.nl

Collegiale bestuurlijke visitaties

Bestuurders werken niet alleen aan de verbetering van de onderwijskwaliteit op hun scholen, maar ook aan hun eigen professionalisering. Eén van de instrumenten die ze daarvoor gebruiken zijn visitaties door onafhankelijke bestuurders van buiten de eigen omgeving. Bij een visitatie ligt de nadruk op ontwikkeling en professionalisering.

Deelnemers van bestuurlijke visitaties noemen als positieve effecten:

  • dialoog in de organisatie over bestuurlijk handelen;
  • brede reflectie op de organisatie en de besturing ervan;
  • spiegel voor bestuurlijk handelen;
  • leren van hoe collega's het doen;
  • verantwoordingsmogelijkheid richting belanghebbenden en inspectie.
Eind schooljaar 2021-2022 stonden 7000 Oekraïense leerlingen ingeschreven op vo-scholen

Onderwijs aan nieuwkomers

In Nederland zijn zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs scholen voor leerlingen die nieuw zijn in Nederland. Nieuwkomersleerlingen tussen de twaalf en achttien jaar krijgen eerst (gemiddeld) twee jaar les in een Internationale Schakelklas (ISK). Dit wordt soms Eerste Opvang Anderstaligen (EOA) genoemd. Op deze scholen kunnen leerlingen Nederlands leren en zich voorbereiden op instroom in het reguliere onderwijs (meestal vo of mbo) of speciaal onderwijs. Scholen ontvangen gedurende twee jaar aanvullende bekostiging voor nieuwkomersleerlingen. Onderzoek wijst echter uit dat de taalverwerving gemiddeld zes jaar kost.

Grote instroom Oekraïense leerlingen

Sinds het begin van de oorlog in Oekraïne is er een grote vluchtelingenstroom op gang gekomen, met daarbij veel leerlingen in de vo-leeftijd. Dit stelt scholen voor grote uitdagingen. Eind schooljaar 2021-2022 stonden zo’n 7000 Oekraïense leerlingen ingeschreven op scholen voor voortgezet onderwijs. ISK’s hebben deze leerlingen zoveel mogelijk opgevangen, maar er was niet overal voldoende plek voor leerlingen. Op verschillende plaatsen in het land zijn daarom zogeheten tijdelijke onderwijsvoorzieningen (TOV's) opgericht voor Oekraïense leerlingen. Voor deze voorzieningen gelden soepelere regels op het gebied van onderwijspersoneel en onderwijsaanbod.

Drie oplossingen

De VO-raad ziet drie structurele oplossingen:
1.

Meer maatwerk

Meer maatwerk in het onderwijs zorgt ervoor dat iedere leerling het onderwijs krijgt dat het beste bij hem of haar past. Het gaat dan bijvoorbeeld om minder strenge regels voor overgaan en meer differentiëren in tempo, onderwijstijd of vakkenaanbod. Door de coronacrisis is de noodzaak van maatwerk alleen maar toegenomen.

2.

Flexibilisering in de afname van examens

Ook bij examens kan flexibilisering leerlingen meer kansen bieden. Dit kunnen meerdere momenten voor het afleggen van het centraal examen zijn of gespreide examens en extra herkansingen, maar ook het afsluiten van vakken op verschillende niveaus. Door de coronacrisis is ook de noodzaak van flexibilisering van de afname van examens toegenomen.

3.

Later selecteren

Nederlandse leerlingen worden relatief vroeg ingedeeld bij een onderwijssoort. Latere selectie geeft leerlingen meer tijd en mogelijkheden om hun talenten te ontwikkelen. Dit zal zorgen voor meer gelijke kansen voor leerlingen.